extreemrechts

Carla Capponi groeide op in Rome. Haar vader, die mijningenieur was, overleed in 1940. Hierdoor viel het gezin zonder inkomen. Carla moest haar rechtenstudies stopzetten en ook haar drie zussen moesten werken.

Ze werd lid van de partizanen kort nadat op 10 september 1943 de nazi’s Rome bezetten. Twee dagen eerder had ze op de clandestiene BBC-radio de Amerikaanse generaal Dwight Eisenhouwer horen verklaren dat Italië een bestand met de geallieerden had ondertekend. Het rijk van de fascistische leider Benito Mussolini was uit. De oorlog leek achter de rug en net als vele andere Romeinen kon het geluk van Carla Capponi niet op. Maar dat was van korte duur toen Duitse troepen de Italiaanse hoofdstad bezetten.

Gappista

Carla Capponi sloot zich aan bij de antifascisten die in Romeinse stadsdelen de oprukkende Duitse tanks probeerden tegen te houden. Tijdens deze gevechten redde ze het leven van een jonge, gewonde Italiaan die ze op het appartement dat ze met haar moeder betrok verschool. Korte tijd later ontmoette ze de jonge geneeskundestudent Rosario Bentivegna met wie ze samen aansloot bij een communistische partizanenorganisatie, de Gruppi di Azione Patriottica (GAP). Capponi en Bentivegna vormden een sterk team binnen deze zogenaamde ‘gappisti’ en zouden in september 1944 trouwen.

Veel van de GAP-partizanen waren studenten aan de Romeinse universiteit. Hun leiders waren vaak hun professoren. Ze legden zich toe op stadsguerrilla: aanslagen op commissariaten, kazernes en militaire kolonnes, het vernietigen van spoorlijnen en radiostations maar ook aanslagen op Duitse officieren.

In de daaropvolgende maanden nam Carla Capponi actief deel aan tal van dergelijke aanslagen. Ze pleegden een aanslag op een druk door Duitse officieren bezochte trattoria. Ze bliezen vrachtwagens op die voor het operagebouw opgesteld stonden. In de Barberini-bioscoop vermoordden ze Duitse officieren die er naar een Duitse film keken.
Het is in die periode dat ze haar bijnaam kreeg, Inglesina, het Engelse meisje, omdat ze altijd stijlvol voor de dag kwam.

Aanslag van de Via Rasella

De Gestapo kwam op het spoor van de GAP en verschillende leden van de organisatie werden gearresteerd. Carla Capponi ontliep de arrestaties en samen met andere kompanen bereidde ze een grote aanslag voor die als de meest spectaculaire actie van het Romeinse verzet de geschiedenis zou ingaan, de aanslag van de Via Rasella.

Op 23 maart 1944 werden 33 Duitse soldaten van het SS-politieregiment Bozen (Bolzano) gedood bij een bomaanslag. Het was Rosario Betivegna die, verkleed als straatveger, 18 kilo TNT onder het vuilnis van een straatveegkar had verborgen. Toen deze explosieven tot ontploffing kwamen, gooiden de partizanen granaten naar de vluchtende SS’ers die in een marcherende kolonne door de straat waren gekomen. Naast 33 doden telden de nazi’s ook nog eens 53 gewonden.

De datum was symbolisch gekozen: op 23 maart 1919 had Mussolini de fascistische partij opgericht en de dag van de aanslag werd daar de 25ste verjaardag van gevierd in een verderop gelegen regeringsgebouw.

Massamoord in de Ardeatijnse grotten

Het nieuws van de aanslag bereikte Hitler die naar verluidt een wraakactie zou bevolen hebben die “de wereld moest doen sidderen”. De Duitse bevelhebbers in Italië beslisten om voor elke omgekomen SS’er tien Italianen te vermoorden. 74 SS’ers onder leiding van Herbert Kappler moesten de executies uitvoeren. Die vonden plaats aan de Ardeatijnse grotten, vroegere groeven met een stelsel van mijngangen die toelieten de slachtpartij te verhullen zonder een massagraf te moeten graven. 335 gijzelaars werden er geëxecuteerd met een nekschot, geknield per vijf, op 24 maart 1944, van 15.30 tot 20 uur.

Traumatische ervaring

Na de oorlog had Carla Capponi ten gevolge van haar partizanenleven te kampen met een zwakke gezondheid. Ze werkte als journaliste. Van 1953 tot 1958 en van 1972 tot 1976 zetelde ze in het parlement voor de Italiaanse Communistische Partij (PCI) waar ze tijdens de oorlog lid van was geworden. Capponi was één van de zestien Italiaanse vrouwen die de Gouden Medaille voor Dapperheid ontving.

Enkele maanden voor haar dood publiceerde ze haar memoires, Con cuori di donna (Met het hart van een vrouw). In dat werk beschrijft ze de morele dilemma’s waar ze als vrouwelijke gewapende partizaan mee te kampen had. Zo beschrijft ze haar aanslag aan Hotel Excelsior op een Duitse officier die een brieventas met militaire plannen bij zich had (eigen vertaling):

“Het was een traumatische ervaring. Bijna wilde ik hem roepen zodat hij zich zou omkeren… maar ik wist dat hij gewapend was. Het leek onmogelijk dat ik, met mijn vredelievende ingesteldheid, tegen elke vorm van geweld, een wapen zou vasthouden, op hem richten en hem in de rug schieten. Ik pikte de brieventas op. Ik was in schok… Ik begon de straat uit te rennen, nog steeds met de revolver in mijn hand… Het regende en de tranen stroomden over mijn gezicht… Nadat ik over de eerste schok heen was, vooral omdat vele van onze kameraden gearresteerd en gefolterd werden, maakten mijn scrupules plaats voor pure vastberadenheid om te vechten voor onze zaak”.

Afbeelding: Wikimedia

Wil je geen enkel artikel over extreemrechts missen? Abonneer je op onze wekelijkse nieuwsbrief.